top of page

Mario Vargas Llosa - De oorlog van het einde van de wereld


"Zijn raadgevingen gaf hij bij het vallen van de avond, wanneer de mannen van het land terug waren en de vrouwen hun huishoudelijke werkzaamheden hadden beëindigd en de kleine kinderen al sliepen. Hij gaf ze op zo'n kaal veld zonder bomen of stenen zoals je ze in alle dorpen in de sertão kunt vinden op het kruispunt van belangrijke straten, dat dorpsplein genoemd had kunnen worden als er banken, muziektenten of tuinen waren geweest, of resten van de tuinen die er ooit waren geweest, maar die door de droogte, plagen of verwaarlozing in verval waren geraakt. Hij gaf ze op dat uur van de dag dat de hemel van Noord-Brazilië voordat hij helemaal donker en vol sterren is, opvlamt te midden van dikke witte, grijze of blauwachtige wolken en er als het ware een enorm vuurwerk wordt afgestoken daarboven, boven de onmetelijke wereld. Hij gaf ze op dat uur van de dag dat de houtvuurtjes worden aangestoken om de insekten te verjagen en het avondeten klaar te maken, wanneer de verstikkende hitte minder wordt en er een briesje opsteekt, waardoor de mensen weer moed krijgen om ziekte, honger en de wisselvalligheden van het leven te verdragen.

Hij sprak over eenvoudige maar belangrijke dingen, zonder een van de mensen om hem heen speciaal aan te kijken, of liever gezegd,, met zijn brandende blik dwars door het koor van ouden van dagen, vrouwen, mannen en kinderen heen kijkend naar iets of iemand, die hij alleen kon zien."


"Zodra de door pater Joaquim in de kapel van San Antonio opgedragen mis was afgelopen, ging João de Abt de kist boodschappen ophalen die hij in het heiligdom had laten staan. Door zijn hoofd speelde voortdurend een vraag: 'Uit hoeveel soldaten bestaat een regiment?' Hij zette de kist op zijn schouder en begon met grote stappen over de ongelijke bodem van Belo Monte te draven om de bewoners te ontwijken die hem tegemoetkwamen om hem te vragen of het waar was dat er weer een ander leger aankwam."


"Nat tot op het bot, in elkaar gerold op één deken die bijna een is met de modder, luistert de bijziende journalist van de Jornal de Notícias naar het gedreun van het kanon. Gedeeltelijk ten gevolge van de regen, gedeeltelijk door de dreigende nadering van de strijd, slaapt niemand. Hij spitst zijn oren: luiden de klokken van Canudos ook nog in het donker? Hij hoort alleen, met tussenpozen, de kanonschoten en de hoorns die het signaal 'aanvallen en hals afsnijden' blazen. Zouden de yagunzos ook een naam hebben voor het fluitconcert waarmee ze het zevende regiment hebben gemarteld vanaf Monte Santo? Hij is onrustig, hij rilt van de kou."


"Het eerste dat Epaminondas Gonçalves verbaasde toe hij het paleis van de baron van Cañabrava, waar hij nog nooit een voet had gezet, binnenging, was de geur van azijn en aromatische kruiden, die overal in de kamers hing waar een neger-knecht hem doorheen leidde, hem met een olielamp bijlichtend. Hij liet hem in zijn studeerkamer met kasten vol boeken die werden verlicht door een lamp met groen glas, waardoor het ovalen bureau, de luie stoelen en de tafeltjes met snuisterijen een oerwoudachtige aanblik kregen. Hij stond op een oude landkaart te kijken waarop hij de naam Calumbí kon ontdekken in kardinaalrode letter geschreven, toen de baron binnenkwam, Ze drukten elkaar koeltjes de hand als mensen die elkaar nauwelijks kennen."


"Op dat ogenblik beweegt de rechterhand van de Raadgever, alsof hij iets zoekt; zijn knokige vingers gaan omhoog en omlaag over de deken van stro, krommen en strekken zich. Wat zoekt hij, wat wil hij? De kleine Vrome ziet in de ogen van María Quadrado, João de Grote, Pajeú, de vrome vrouwen, hetzelfde verlangen als hij zelf heeft. 'Leeuw, ben je daar?' Hij voelt een dolkstoot in zijn borst. Hij had er alles voor gegeven als de Raadgever zijn naam had uitgesproken, als zijn hand naar hem had gezocht. De Leeuw van Natuba richt zich op en gaat met zijn grote hoofd met de warrige haren naar die hand om hem te kussen."

Michiel van de Kasteelen

bottom of page