Vielsalm
Het terras met de rood-witte stoelen heeft geen andere gasten dan hij.
Het ligt ook wat ongelukkig in die scherpe bocht aan de drukke weg, die Vielsalm doorsnijdt. Naast de deur hangt een thermometer: 26 graden.
De lucht is grijsblauw en loodzwaar.
Aan de overkant staat een kerktoren. De klok rechts wijst vijf over negen;
die aan de voorzijde heeft het twee minuten voor negen.
Hij vraagt zich af hoe laat het links en achter en echt is.
Hij is alleen. De twee schoolvrienden, met wie hij te voet door de Ardennen trekt,
zijn naar een eeuwenoude Western in het campingzaaltje.
Maar er is niemand meer,
die met de film als alibi in het flakkerende licht geobserveerd kan worden. Vertrokken, voorbij.
Hij zit achter een café-filtre, en heeft alle tijd om na te denken.
Gisteravond, bijna 24 uur geleden, was er slechts desolate verwarring geweest.
En temidden daarvan was er een kus.
Nu lijkt het alsof die kus verzonnen is, voortgekomen uit een koortsdroom,
Maar de kus, zonder aanleiding, zonder nadruk en zonder gevolg, was echt geweest.
Een feit.
In die campingkantine, gisteravond, hadden ze zich op een dansavond bevonden, waarbij walsen en polka’s werden afgewisseld met disco en hardrock
en soms onbestemde schuifelmuziek.
Vanachter een pilaar en drie pils hadden ze de zaak
eerst maar eens wat aangekeken: het spel van versieren en versierd worden, bravoure, lachen, flirten, onbekommerd stralen,
onverwachte gratie.
Daarna dansten ze mee, dicht bij elkaar.
Een gezette vrouw haalde de bierglazen op. Dikke wolken sigarettenrook vertroebelden de atmosfeer. En toen al, temidden van dat alles en nog veel meer: een glimlach.
Aan het eind van die avond had Ernst bij een verlopen voetbalspel
op het terras een groep meisjes geïmponeerd met zinnen in vijf talen. Coen was te beneveld geweest om dat nog te volgen.
En hij, hij had zich beperkt tot kijken.
Totdat het tijd was om naar de tent te gaan.