top of page

Drie Octoberstraat


Eens moet het er van komen: dat je je eigen straat tegenkomt bij het schrijven van deze stukjes. Van de andere straten kende ik er een paar goed, in enkele andere was ik als het ware voor het eerst. Maar je eigen straat is toch wat anders. Voor het eerst pak ik geen opschrijfblokje en pen om wat aantekeningen te maken. De Drie Octoberstraat doe ik van huis uit. Ik kan hem dromen..

Een jaar of acht, negen terug vestigden we ons in de Drie Octoberstraat. Daarvoor woonden we in de binnenstad: in een ruim winkelpand aan het Noordeinde. Iets totaal anders: het Noordeinde. Smal en lawaaiig; verkeer en bussen; coffee-shops en eetcafé’s; studenten en net iets te snelle ondernemers. Het was er spannender, er gebeurden onverwachte dingen, het hoorde bij het bruisende binnenstadsleven. Tot je besluit dat het te spannend (te inspannend, niet ontspannend), te onverwacht (ook dat blijkt voorspelbaar te worden), te bruisend (en luidruchtig) is geworden, en je weg wilt. Weg, naar een rustige woonbuurt. Naar iets gewoners.

De Drie Octoberstraat: ‘Drie’ in letters, ‘October’ met een ‘c’. Ook deze straat kent afdelingen. Er is een stuk, zo tussen de Schelpenkade en de Stadhouderslaan, dat voor mij nog wel iets heeft van een vreemde straat: ik kom er zelden. Dan is er een stuk, zo tussen de Valdezkade en de Herenstraat; dat is mijn wandeling naar de C1000, het begin van menige fietsroute de stad in. Daar is de ingang van de kinderopvang met de halende en brengende moeders en vaders. Daar is de steeds wisselende sfeer van Gebouw Staalwijk: soms de wat strenge sfeer van het stemlokaal, dan weer een swingend koor, dan weer een feest dat zich tot op de stoep voortzet. Daar ook mondt het uit in het ‘hart van de wijk: winkeltjes, buurtsuper, bakken om van alles in te gooien.

Tussen beide delen in is ons stukje, niet alleen van ons natuurlijk, van ons, de buren, de overburen. Van degenen met wie je de krant deelt, aan wie je een exemplaar van je sleutel hebt gegeven voor het geval je zonder sleutel voor je deur staat. Van degenen, met wie je zo nu en dan even op de stoep blijft staan praten. Het is het stukje dat je vanuit je raam kan overzien, dat beeld van vertrouwdheid, waar elke gebeurtenis, elke oneffenheid je opvalt. Je kijkt even op bij een geluid; je volgt er degenen die over de stoep voorbijkomen. De stoep voor het huis is leger dan voorheen, is zelfs pijnlijk leeg, maar dan komen we te dicht bij. Te dicht voor de wijkkrant..


Michiel van de Kasteelen

bottom of page